Afrikaans koper voor een Chinese fooi Dromen van een bloeiend Congo

Afrikaans koper voor een Chinese fooi Dromen van een bloeiend Congo

Alphonse Muambi − 05/07/08 – Bron: Trouw

Het is volkomen duidelijk waarvoor de Chinezen naar Afrika komen, schrijft de uit Congo afkomstige Alphonse Muambi. „Ze komen niet om te helpen of een boodschap van democratie te verkondigen. Ze komen voor de mineralen, en ze brengen wat Afrika nodig heeft: infrastructuur. Het lijkt een win-winsituatie.” Maar juist dat laatste valt te betwijfelen.

In het centrum van Kinshasa, de hoofdstad van Congo, verkopen ze papier, pennen en printeronderdelen. De Chinezen hebben aan een dure boulevard hun eerste winkeltjes gevestigd. Ze vormen inmiddels een vertrouwde aanblik in het stadsbeeld. Zo begonnen ooit ook de Chinatowns van steden als Londen, Rotterdam en Parijs, die voor economische bloei zorgden.

Zou de komst van de Chinezen de droom van zestig miljoen Congolezen vervullen? De droom om Kinshasa uit het dal te trekken en terug te brengen naar de bloeitijd van de jaren zestig, toen een Amerikaans dollar gelijk was aan een Congolese frank? Toen was Kinshasa ’la belle’, de spiegel van Afrika. Nu is het ’la poubelle’: de vuilnisbelt. De opmars van China in Afrika leidt vooralsnog vooral tot een felle discussie tussen Afrikanen en westerlingen, een discussie die steeds meer gaat lijken op het verhaal van twee strijdende olifanten die het gras onder hun voeten verpletteren.

De Boulevard du 30 juin is de Champs ülysées van Kinshasa. Taxichauffeurs scheuren hier soms met tachtig kilometer per uur voorbij terwijl voetgangers via het zebrapad proberen over te steken. De agent die het verkeer regelt is niet alleen moe van de constante 35 graden die hij moet trotseren, maar ook van het werk waarvoor hij geen salaris krijgt. Het stoplicht doet het vaak niet, dus houdt hij de te snel rijdende taxi’s aan. De boetes int hij direct. De helft verdwijnt in eigen zak en de andere helft gaat naar de baas. Anders wordt zijn aanstelling op deze boulevard beëindigd.

De kleine Chinese winkels dienen voornamelijk als dekmantel. Boven de toonbank verkopen de winkeliers hun waar, eronder vindt de handel in hout en goud plaats. Het is dezelfde tactiek als die van de vele Belgen en Libanezen die er al veel langer zijn. Chinezen zijn leergierig. Zo tekende NRC Handelsblad in 2006 uit de mond van een anonieme westerse diplomaat op: „de Chinezen komen bij ons informeren hoe mijncontracten af te sluiten.’’

Toen ik in 2006 als internationaal waarnemer bij de verkiezingen in Congo verbleef zat ik eens aan deze boulevard te eten. Een paar Chinezen gingen met hun Congolese vriendinnetjes een tafel verder zitten en we raakten in gesprek. Ze waren onaangenaam verrast dat ik antilopenvlees at. Mijn opmerking dat er in China soms hondenvlees wordt gegeten, ontvingen ze met een lach. Een lach die de Congolezen overigens beschrijven als de lach van iemand die van zijn fiets is gevallen. Een lach die de Chinezen helpt hun doelen te bereiken. Toen wij diezelfde avond een discotheek in de wijk Bandal bezochten, was het de beurt aan de Congolezen om te lachen. „Ze dansen als sprinkhanen!”

China en Congo doen zaken, maar zijn duidelijk onbekend met elkaars culturele achtergrond. Waar zal dat toe leiden? Wat betekent Congo voor China en wat heeft China Congo te bieden? „Chinezen zijn onze nieuwe kolonialisten”, zei professor Mbuyamba van de universiteit van Kinshasa tegen me. „We kunnen ze ruilen voor Japanners of voor Europeanen. Zolang we zelf niets doen, is Congo veroordeeld tot een afhankelijkheidspositie en Congolezen zullen worden beschouwd als een psychiatrische patiënt die niet voor zich zelf kan beslissen.”

Op de BBC zag ik hoe Chinezen de dorpen in Congo ingaan. Ze strooien met geld, aaien hongerende baby’s die op de rug van hun moeders zitten. Heeft de professor gelijk met het beeld dat hij schetst? Zijn Congolezen naïef en blindelings gastvrij? Vroeger haalden ze de Belgen binnen, nu de Chinezen. Congo is vanaf het begin van zijn bestaan al niet exclusief van de Congolezen zelf geweest. Het land is als een beeldschone vrouw die iedereen graag zou willen hebben. Het is het land waar paradijs en hel elkaar kruisen. Waar armoede en rijkdom met elkaar ruziën, waar de wet en wetteloosheid hand in hand lopen. Het is het land dat eind negentiende eeuw privé-eigendom werd van de Belgische koning Léopold de Tweede, die de dood en verminking van miljoenen gedwongen Congolese rubberarbeiders op zijn geweten heeft. Wordt nu Congo wellicht het land van de Chinezen? En van wie wordt het morgen? En overmorgen?

De Chinezen maken nu hun opmars op het continent dat door sommige westerse analisten als irrelevant is bestempeld. Afrika doet immers niet mee aan grote competities zoals nucleaire programma’s, grote wetenschappelijke onderzoeken, hightech of aan de bouw van Joint Strike Fighters. Maar tegelijkertijd kunnen sommige onderzoeken geen doorgang vinden zonder de grondstoffen die Afrika rijk is. Zo wordt meer dan tachtig procent van de coltan, een erts dat gebruikt wordt in mobiele telefoons, computers en raketten, in Congo gewonnen. Zonder Afrika zou de technologie in bepaalde opzichten ondenkbaar zijn. Hier ligt de bron voor de opbouw van het land, als er sprake zou zijn van harmonieuze samenwerking met andere landen, voor eerlijke ruil met grote machten.

Zittend op bergen ter waarde van miljarden dollars blijft Afrika toch nog steeds de hand ophouden in het Westen. Dat stopt geld in ontwikkelingsprojecten, mits er wordt voldaan aan voorwaarden als democratie. De stille hoop is dat de geheel andere aanpak van de Chinezen deze cirkel van afhankelijkheid zou kunnen doorbreken. China is al lange tijd bezig het eigen land in razend tempo op te bouwen en het heeft een goede infrastructuur. En nu richt het de blik naar buiten. Waarvoor de Chinezen komen is duidelijk. Ze komen in Afrika niet om te helpen of om een boodschap van democratie te verkondigen, ze komen voor de mineralen. In ruil daarvoor brengen ze wat Afrika nodig heeft: infrastructuur. Ze bouwen wegen, voetbalstadions, bruggen en scholen. Ze bieden overal in Afrika tastbare projecten, schijnbaar zonder ideologische voorwaarden en zonder rente bij het verstrekken van leningen. Het lijkt op een win-winsituatie.

Begin mei zag ik beelden van Chinese schepen die aanmeerden in de Congolese haven Matadi, met een enorm arsenaal aan vrachtwagens en bouwmaterialen. Ik sprak ik hierover met vrienden uit Congo en Europa. Ze blijken zich allemaal achter het Chinese werk te scharen. Sommigen laten zich helemaal meeslepen in hun enthousiasme. ,,Als Chinezen snelwegen aanleggen in Congo ga ik terug om een transportbedrijf op te zetten”, vertelde er één. Een ander die onlangs in China was geweest, wilde naar China verhuizen. ,,Of ik nu migrant ben in Europa of China, het maakt allemaal niet meer uit. Ik ga een China-Congo Center opzetten voor zaken.” Koesteren zij illusies?

Congolezen zijn gewend halve feestjes te vieren. Dat gold voor het onafhankelijkheidsfeest in 1960, voor de komst en het vertrek van Mobutu, voor de komst en de dood van Laurent Kabila. De hoop van Congolezen is altijd gesmoord in teleurstellingen. Ik ben bang dat de komst van de Chinezen geen reden zal zijn voor de Congolezen om een uitbundig feest te vieren.

Ik geloof niet in de utopie van sommige Afrikanen in Europa. Zij zien China en de Chinezen als redders van hun ambities en handelspartners met wie ze zaken willen gaan doen. Chinezen kun je met alle woorden beschrijven, maar ethiek behoort daar niet bij. Ik geloof wel dat de Afrikaanse diaspora vooral in zichzelf moet investeren en een verbindende en leidende rol kan en moet hebben bij het tot stand brengen van politieke en handelsbetrekkingen tussen het Westen en Afrika. Een boze man in een taxi in Kinshasa zei tegen mij: „wij hoopten dat de diaspora ons een politieke verandering zou brengen, maar de diaspora brengt ons oude koelkasten en autowrakken uit Europa.”

Aan de contacten tussen China en Congo kleven invloeden die verder gaan dan pure economische investeringen. Die invloed ligt in het verleden. De voormalige president van Congo, Mobutu, kopieerde vanaf zijn staatgreep in de jaren zestig het politieke model van Mao Zedong, zoals het Comité Central, een soort parlement met een denkrichting als van China. Hoewel Mobutu gold als bondgenoot van de Verenigde Staten, was Mao paradoxaal genoeg zijn grote inspirator. Hij liet de Chinezen in Kinshasa een prestigieus stadion bouwen met een capaciteit van 80.000 toeschouwers. Dit zogenoemde Stade des Martyrs is gebouwd op de plek waar Mobutu in 1966 zijn politieke tegenstanders liet ophangen. De huidige president Joseph Kabila (de zoon van Laurent, die in 2001 werd vermoord) volgde in 1998 een militaire opleiding in China. In maart 2004 tekende hij een akkoord waarin China belooft hem van militaire uitrusting te voorzien en Congolese officieren op te leiden. Ik houd mijn hart vast dat dit militaire akkoord zich niet zal ontpoppen tot een Darfur voor Congo, bovenop de vijf miljoen doden die al zijn gevallen in Oost-Congo door militaire conflicten. In Darfur wordt de Soedanese bevolking vermoord met Chinese wapens, in ruil voor dure olie.

China is de zoveelste aandeelhouder op de beurs die Congo heet, en waar de gewone Congolezen zelf geen deel van uitmaken. Het heeft nog steeds geen controle over haar grondstoffen. Er zijn contracten gesloten die China het recht geven om jarenlang mineralen winnen, met het doel 10.616.070 ton koper en 626.619 ton kobalt te ontginnen. In ruil daarvoor bouwen Chinezen 5.000 sociale woningen, leggen ze 3.215 kilometer spoorwegen aan, 3.300 kilometer asfaltwegen, 2.738 kilometer verharde aardewegen, 550 kilometer verharde stadswegen. Dan nog een groot ziekenhuis, 31 kleinere ziekenhuizen, 145 gezondheidscentra, twee hydro-elektriciteitscentrales, elektriciteitsnetwerken. Er worden twee luchthavens gerenoveerd, twee moderne universiteiten en twee centra voor beroepsonderwijs. Dit is een aanfluiting. De ongeveer 9 miljard dollar die deze projecten gaan kosten is een schijntje vergeleken bij hetgeen China uit de grond mag halen. Volgens sommige analisten vertegenwoordigen de grondstoffen een waarde van ruim tachtig miljard dollar. Bovendien wordt het meeste werk door Chinezen zelf verricht. Het leidt niet tot economische groei voor de lokale bevolking. Congolezen kunnen wel lachen om Chinezen die als sprinkhanen ogen, maar het zijn sprinkhanen met een duidelijke visie. China komt, net als Amerika en Europa, met zijn eigen agenda die goed en systematisch is gecalculeerd.

Het Westen is niet blij met deze nieuwe concurrent en roept Congo op het matje. Een felle diplomatieke rel brak dit voorjaar uit tussen België en Congo. De Gucht, minister van buitenlandse zaken van België bekritiseerde president Kabila van corruptie en zelfverrijking. Na een lange interne crisis – door de Congolezen de Hutu-Tutsi crisis van België genoemd – kon België weliswaar met één mond spreken over de misstanden in Congo. Maar volgens analisten in Congo waren de Belgen boos op de Congolese president vanwege de afgesloten contracten met China. Kabila zelf zei: „Wij zijn geen kolonie van België.” Congo kan zich weliswaar politiek gezien geen kolonie meer noemen, maar in financieel opzicht is dit wel het geval. Zestig procent van het budget van het land wordt gedragen door internationale instellingen zoals de Wereldbank en het IMF. Wie betaalt, bepaalt, weet inmiddels iedereen wel.

Ook het IMF eist transparantie in de contracten. Samen met de Wereldbank roept het China steeds weer op om zijn beleid in Afrika af te stemmen met dat van het Westen. Het is de vraag of deze machtige instellingen zich zorgen maken over het lot van de Afrikanen of dat het om hun eigen belangen gaat. Het IMF dreigt failliet te gaan als het Afrikaanse landen geen leningen meer kan verstrekken. Leningen tegen voorwaarden. China geeft leningen zonder voorwaarden. De China Export Import Bank (Exim) leent geen geld aan de Staat, maar investeert in Congolese lokale bedrijven. Volgens Wu Zexian, de Chinese Ambassadeur in Kinshasa, is de lening geheel en al een risico van de Chinese bank. „Wij vragen niet aan de Congolese partner om onze investering terug te betalen”, zegt hij. ,,Als wij het idee hadden dat investeren in Congo niet rendabel zou zijn, dan waren we er niet aan begonnen. Maar alle studies wezen op een behoorlijk rendement.”

De Wereldbank en het IMF zouden beter naar hun eigen imago en beleid kunnen kijken in plaats van concurrent China te bekritiseren. Ze zouden zich de vraag moeten stellen wat zij fout hebben gedaan nu China Afrika bijna letterlijk dreigt over te nemen. De Wereldbank en het IMF hebben hun eigen rol gespeeld in het Afrika voor de tijd van de Chinezen en ook nu doen ze dat. Aan dictator Mobutu, die verre van democraat was, zijn leningen geaccordeerd zonder enige voorwaarde. Ze hebben bijgedragen aan het bouwen van wat men in Congo les elephants blancs, de blanke olifanten, noemt. Prestigieuze gebouwen zoals het tv-station en de Inga-dam, die meer dan 2000 kilometer aan elektriciteitspalen van stroom moet voorzien.

Ondanks deze kostbare elektriciteitscentrale kent Congo de donkerste nachten van Afrika. Congolese kinderen die nog geboren moeten worden betalen hiervoor nog decennia lang de rekening.

Enkele jaren geleden heeft de Wereldbank onder haar regie de code minier in Congo tot stand gebracht: een regulerende code voor de mijnbouw waarin vastgesteld is dat de Congolese staat internationale bedrijven moet faciliteren en tegelijk zelf buitenspel blijft. De Wereldbank geeft met één hand en pakt met de andere weer terug. Greenpeace kwam met harde bewijzen dat het houtbedrijf Olam bv uit Rotterdam subsidie heeft gekregen van de Wereldbank om bomen in Congo te kappen. De lokale bevolking kreeg bij het overlijden van een familielid een doodskist van het houtbedrijf. Misschien is deze doodskist te beschouwen als vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen? Dit bedrijf haalt geld uit Congo, terwijl de Nederlandse donor met geld goede doelen in Congo probeert te steunen en ngo’s (niet- gouvernementele organisaties) zich met hart en ziel inzetten voor Congolezen. De voormalige vice-president van de Wereldbank, de Nederlander Jo Ritzen, formuleerde het als volgt: „Er zijn bij de Wereldbank twee typen mensen. Het ene is de bankier die winst wil maken. Het andere type is de wereldverbeteraar.”

Voor de Congolees is een door China gefinancierde en aangelegde weg concreet en tastbaar. Dat maakt de Chinese aanpak aantrekkelijk. Dat kan niet altijd van de werkwijze van de Wereldbank en IMF gezegd worden. Zo financierde de Wereldbank in 2004 een weg van negen kilometer in Kinshasa: de Avenue de l’Université. Deze weg verbindt meerdere wijken van Kinshasa en leidt naar de universiteit. De weg bestaat uit gaten en een vuilnisbelt. Er werd een lening van vier miljoen dollar verstrekt om de weg te repareren. Op papier was deze weg volgens de Wereldbank en de Congolese instanties af. De werkelijkheid kwam aan het licht toen de Franse krant Le Figaro publiceerde dat de aannemer, die de opdracht had binnengesleept, een failliete bakker uit Ivoorkost was. Er was niets gedaan aan de weg. De Wereldbank wist nergens van. Iemand zei: „Strooi die vier miljoen dollar met een helikopter uit over de stad. Dan heeft de bevolking tenminste wat.” De vertegenwoordiger van de Wereldbank in Kinshasa zei: „Ons wordt vaak traagheid en bureaucratie verweten. Nu wij snel hebben gehandeld, krijgen wij weer de schuld. We worden benaderd op vrijdag met de vraag of maandag de werkzaamheden kunnen beginnen. Dat vonden wij goed.”

Toen ik twee jaar geleden als verkiezingswaarnemer in Congo was, dacht ik dat met de dynamiek van de Congolezen en de aanwezige internationale gemeenschap, Congo na de verkiezingen zou kunnen uitgroeien tot nieuwe stabiele en economische macht van Afrika. De Europese militairen vertrokken na de verkiezingsperiode. De energie die ze in de democratie hadden gestopt, werd niet verder geïnvesteerd in de economische ontwikkeling van Congo. Maar juist die economie zou als uitgangspunt moeten dienen. Europa en de Verenigde Staten, die de ellende in de wereld willen oplossen, zouden zich pragmatischer en realistischer moeten opstellen in plaats van zoveel eisen te stellen. Zolang de bevolking nog armoede en honger heeft, is democratie een recept dat je niet kunt eten.

De verantwoordelijkheid ligt uiteraard vooral in handen van de Afrikanen en dus ook de Congolezen. Met de komst van de Chinezen zijn de problemen niet opgelost. Het lijkt de fatale fout in het denksysteem van de Congolees: Nu komt China om onze problemen op te lossen. De Congolese leiders lijken nauwelijks naar de toekomst te kijken, ze handelen naar gewin op de korte termijn. Wat weten de Congolezen eigenlijk over China? In de geschiedenisboeken leren Congolese kinderen over grootheden als Napoleon, Charles de Gaulle en zelfs over Nederlandse molens en polders. Maar buiten de tijd van Mao Zedong die Mobutu inspireerde, is er niets bekend over de achtergrond van de nieuwe zakenpartner van Congo.

Het is tijd voor kritisch zelfonderzoek. Dat geldt zowel voor het Westen als voor Congo. De commotie over de aanwezigheid van China in Congo is tijdsverspilling en zal slechts holle frasen opleveren, zolang er niet ook eerlijk wordt gekeken naar de koers die de wereldpolitiek tot nu toe gevaren heeft. Europa doet zelf grote zaken met China en verdient er geld aan, ondanks de schendingen van mensenrechten die er plaatsvinden.

De Olympische Spelen gaan gewoon door. Sancties lossen het probleem niet op. Dat geldt voor China, maar ook voor de regimes in Afrika. Sancties treffen arme burgers, zoals in Zimbabwe waar vluchtelingen eindigen in straten van Johannesburg en Mugabe de macht in handen houdt. Het is verstandiger voor het Westen om werkelijk in Congo te investeren en ook tastbare projecten in Congo te realiseren in plaats China’s invasie te blijven bekritiseren. Dan kan het Westen laten zien dat het beter kan zonder China.

Tegelijkertijd zou Congo haar eigen beleid moeten definiëren wil het niet het gras zijn dat vertrapt wordt onder de poten van de strijdende olifanten. Het land dat elke dag wordt leeggehaald. De urgentie van het moment moet de Congolese leiders dwingen om naar zichzelf te kijken. Er is geen tijd om te blijven steken in een slachtofferrol en de schuld te zoeken in het Westen, noch de oplossing van problemen bij de Chinezen te vinden. Het is nu niet het moment om af te reizen naar Rome om de honger van de Congolezen aan te pakken als men weet dat het voedsel bij de Congolese boeren op het platteland verrot omdat er geen wegen zijn. Het is tijd om de ontwikkeling van het land dicht bij huis te zoeken. Tijd om te beseffen dat de ziekenhuizen van de Chinezen niet zullen functioneren zonder een goed betaalde Congolese arts. De arts die een vluchtelingenstatus in Zuid-Afrika verkiest boven het werk in Congo. Het is tijd om de bevolking aan het werk te zetten.

Een vriend, die als koerier werkt bij een beveiligingsorganisatie in Kinshasa, vertelde hoe hij iedere dag moet vliegen tussen Kinshasa en Brussel om duizend karaats diamanten uit de Congolese mijnen van westerse bedrijven te beveiligen. Zal hij in de toekomst naar Beijing moeten vliegen? China is voor Congo als een onbekende rivier. De Wereldbank is als de regen. Waarom vluchten voor de regen om te gaan schuilen in een rivier?

Alphonse Okatende Muambi is oprichter van het tolkenhuis in Den Haag, een uitzendbureau voor tolken en vertalers. Hij vluchtte in 1994 naar Nederland na de studentenopstanden in Congo, en volgde hier de lerarenopleiding wiskunde. In 2006 was Muambi internationaal waarnemer tijdens de eerste echte vrije verkiezingen in Congo sinds 1960. Over zijn ervaringen schreef hij een boek, ’Democratie kun je niet eten’ dat dit najaar verschijnt bij Kit Publishers, de uitgeverij van het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam.

Auteur, opiniemaker & lobbyist